Als taalkundigen onderzoeken we allerlei stukjes taal, zoals zinnen en zinsdelen, voor- en achtervoegsels, of zelfs individuele klanken zoals p en z. De meeste van deze taalelementen hebben een bepaalde betekenis. Een zin als De kat zit op de mat betekent bijvoorbeeld iets, net als het naamwoordelijk gezegde is gek in de zin Jan is gek iets betekent, en ook voor- en achtervoegsels betekenen normaal gezien wel iets. Denk maar aan ex- in ex-collega, wat zoiets betekent als “niet meer actueel”. Maar, vraag je je misschien af, hebben klanken als p en z dan ook betekenis? We weten dat klanken betekenissen kunnen onderscheiden, maar het is niet zo duidelijk of ze zelf een betekenis hebben. De woorden kat en mat verschillen door een enkele klank, /k/ voor kat en /m/ voor mat. Maar het is niet zo dat de /k/ in kat iets “kattigs” betekent, en de /m/ in mat iets “mattigs” – de meeste woorden met /k/ hebben helemaal niets met katten te maken. In de taalkunde noemen we zulke klanken, die op zich geen betekenis hebben maar wel een betekenisonderscheidende functie hebben, “fonemen”.
Maar gelukkig is de kous daar niet mee af (anders zou dit wel een zeer korte blogpost zijn!). Uit sommige studies is namelijk gebleken dat bepaalde klanken wel degelijk betekenis kunnen hebben. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat mensen “scherpe” taalklanken associëren met objecten met hoekige of puntige vormen en “rondere” taalklanken met objecten met ronde of bollige vormen. We noemen dit het Boeba-Kiki effect; bijvoorbeeld, als je mensen laat kiezen tussen de naam Boeba (die ronde klanken heeft) en de naam Kiki (die scherpe klanken heeft) voor de twee vormen in de afbeelding hieronder, zouden de meeste mensen de vorm aan de linkerkant een Kiki en die aan de rechterkant een Bouba noemen.
Wat het Boeba-Kiki-effect laat zien, is dat bepaalde soorten klanken geassocieerd kunnen worden met bepaalde soorten dingen. Dit wordt ook door ander onderzoek bevestigd. Zo worden bijvoorbeeld woorden met een hoge klinker zoals /i/ in tweet vaker geassocieerd met kleine dingen (mini, pipi), terwijl woorden met lage klinkers zoals /a/ en /o/ vaker geassocieerd worden met grotere dingen. Daaruit blijkt dat klanken wel degelijk betekenis kunnen hebben. Uiteraard zijn Boeba en Kiki verzonnen woorden, en je kunt je dus afvragen of we ook voorbeelden kunnen vinden van betekenisvolle klanken in echte woorden. Het antwoord is ja, en we hoeven niet eens naar exotische talen te kijken om ze te vinden.
Als je bijvoorbeeld naar alle Nederlandse woorden kijkt die beginnen met fl-, dan kan je zien dat veel van die woorden een bepaalde betekenis hebben in de trant van “bewegend licht”, zoals in flits, flakkeren en flikkeren. Op dezelfde manier betekenen Nederlandse woorden die beginnen met gl- vaak zoiets als “schittering” zoals in gloed, glans, glinsteren of gloren.
Maar wat zijn fl- en gl- nu precies? Zijn het voorvoegsels? Wel, een voorvoegsel zoals ex– in ex-collega kun je meestal weglaten met als resultaat een perfect bruikbaar woord: collega, of je kunt het vervangen door een ander: oud-collega. Maar we kunnen fl- niet afzonderen van flits, omdat -its niets betekent: fl- is dus geen voorvoegsel maar gewoon een klank(combinatie). Omgekeerd betekent fl- wel iets, namelijk “bewegend licht”, het is dus een klank(combinatie) met betekenis. In de taalkunde noemen we zulke betekenisdragende klanken of klankcombinaties “fonestemen”, en ze komen waarschijnlijk in alle talen voor.
Hoe interessant dit ook mag klinken, het wordt nog interessanter als we kijken naar fonestemen in het West-Vlaams, het Nederlands dat gesproken wordt in West-Vlaanderen en (met een beetje goede wil) in Frans-Vlaanderen (de moedertaal van Joost, terwijl Jeroen uit noordelijker gelegen contreien komt). West-Vlaams heeft de fonestemen tj- en dj- (uitgesproken als /ʧ/ zoals in tjokvol en /ʤ/ zoals in John of job), die verschillende betekenissen hebben, zoals “klein”, “onbeduidend” en “hulpeloos”, maar ook “vies” of “vulgair”. Als je een West-Vlaams woordenboek openslaat, zul je zien dat er veel woorden zijn die beginnen met tj- en dj-, en dat de meeste daarvan inderdaad zulke betekenissen hebben. Om een paar voorbeelden te noemen (herkenbaar voor de meeste West-Vlaamse moedertaalsprekers maar mogelijk bevreemdend voor andere Nederlandstaligen): in plaats van keffen kun je in het West-Vlaams tjeffen zeggen om de kleinheid en de onbeduidendheid van die handeling te benadrukken, en woorden zoals tjaffelen en tjeuvelen hebben te maken met “hulpeloosheid” en betekenen zoiets als “struikelen” of “mank lopen”. Veel woorden die te maken hebben met lage status of “vieze” dingen beginnen ook met tj- en dj- zoals tjeute “varken”, tjul “sukkel, domkop”, en zelfs enkele erg vulgaire woorden zoals tjingel, dat “penis” of “lul” betekent.
Bovendien kunnen dergelijke tj- en dj-woorden afgeleid worden van andere woorden die met een andere klank beginnen. Dit is duidelijk te zien aan tjeffen en tjul, die van keffen en sul zijn afgeleid. Bij tjeffen wordt het “onbeduidende” in de verf gezet, je zou ook van een “diminutief effect” kunnen spreken, terwijl tjul vulgairder klinkt dan sul. Verder komt het “hulpeloze” werkwoord tjeuvelen, dat “struikelen” of “omvallen” betekent, van schuiven, en het “kleine” woord tjoepke komt van topke, dat niet zo klein is als een tjoepke. In dit geval heeft de West-Vlaming een verkleinwoord van een verkleinwoord gemaakt.
Omdat het zo’n zeldzaam fenomeen is, hebben we besloten om na te gaan hoe dit allemaal in het West-Vlaams tot stand is gekomen. Het antwoord zal je misschien verbazen: eeuwen geleden imiteerden de West-Vlamingen de sprekers van een andere taal, namelijk het Picardisch. En niet op een prettige manier – ze lachten ze eigenlijk uit.
Picardisch is het Frans dat in Noord-Frankrijk en Henegouwen wordt gesproken – dus een buurtaal van het West-Vlaams. Als je de film Bienvenue chez les Ch’tis hebt gezien, heb je vast wel wat Picardisch gehoord, en misschien is het je opgevallen dat Picardisch anders klinkt dan het Frans dat je op school hebt geleerd. Een van de dingen die zo anders is in Picardisch is dat – je raadt het al – veel woorden beginnen met tj- of dj-. Het Franse woord quand “wanneer” bijvoorbeeld wordt in Doornik (Henegouwen) als [ʧɑ̃] uitgesproken en het woord quinze “vijftien” als [ʧɛ̃s]. Het zal waarschijnlijk geen verrassing zijn dat deze uitspraak in Frankrijk niet bepaald in hoog aanzien staat, maar er wordt ook op neergekeken aan de andere kant van de grens.
Sprekers van het Picardisch begonnen rond de 11de eeuw de West-Vlaams sprekende regio’s binnen te komen voor handel. Het was een toestroom die honderden jaren aanhield en de West-Vlamingen dwong om Picardisch te leren om met hen handel te drijven. Niet iedereen hield echter van deze nieuwkomers, en mensen begonnen spottend “Picardisch-achtige” woorden te maken waarmee ze hun negatieve houding uitdrukten, hetgeen resulteerde in precies de soorten betekenis die we tegenwoordig nog steeds in tj- en dj-woorden zien. Voor taalkundigen is dit een echt juweeltje, omdat je hier een aardig effect van taalcontact op de staart kunt trappen.
Jeroen Willemsen en Joost Roger Robbe werken allebei aan de Universiteit van Aarhus in Denemarken.
Jeroen Willemsen is een theoretisch en descriptief taalkundige die werkt aan een beschrijving van een Papoea-taal genaamd Reta
Joost Robbe is een historisch taalkundige is die onderzoek doet naar de (nu uitgestorven) taal van de Nederlandse boeren op het eiland Amager, Denemarken.
Ze hebben hun krachten gebundeld om dit “tjenomeen” voor je uit te spitten.
Ik zou eerder geloven dat de Picardiërs in de elfde eeuw overschakelden van Germaans naar Romaans en dat dit een deel van het ‘uitlachen’ verklaart. Nauwe contacten zijn er altijd geweest. En ja, hier spreken we zelfs van een tjoepelke. Hoe klein moet dat niet zijn.
Antwoord Willemsen- Robbe
Er zijn inderdaad talrijke tj-woorden in het Wvl.: tjafaffen, tjafelen, tjaffelen, tjakke, tjakkelen, tjakken, tjalen, tjalpen enz. enz., zie mijn Wvl. etymologisch woordenboek. Bovenstaand artikel over de herkomst uit het Picardisch is volslagen onzin. Dat zijn gewoon expressiva of intensiva.
Bedankt voor je reactie Luc (en voor het ‘tjoepelke’:-)).
Ja, het moet een echte “melting pot” geweest zijn. In de Middeleeuwen werd het gebied dat nu Nord-Pas-de-Calais is langzamerhand “opgevuld”, voornamelijk door migratie vanuit het zuiden. Het ‘uitlachen’ moeten we uiteraard met een korreltje zout nemen. Het gaat hier om het invullen van een behoefte die in iedere taal bestaat, nl. het vormen van klankexpressieve woorden. Dit is de echte motivatie, niet het uitlachen, maar het is nu eenmaal zo dat het Picardisch een lage status heeft, zowel in Frankrijk als bij ons (onverdiend als je ‘t mij vraagt, want ik vind het een prachtige taal) :-) We kunnen zien aan andere talen dat soms aan die behoefte wordt voldaan door leentje-buur te spelen bij aangrenzende dialecten. In het West-Vlaams liggen de aangrenzende Picardische dialecten voor de hand omdat er daar een overrepresentatie heerst van de fonemen tj en dj, niet alleen ten opzichte van het Standaardfrans maar zelfs ten opzichte van de meer zuidelijk gelegen Picardische dialecten. Het overnemen van dit bijzonder “opvallende” uitspraakfenomeen is uiteraard een goede strategie om in te zetten bij de vorming van klankexpressieve woorden. Het kan bij ontleende krachttermen zijn begonnen. Denk maar aan ons ‘nondedju’ – geen mens die denkt dat de uitspraak Picardisch is, maar dit is wel degelijk het geval (dieu is daar dju), of conversatiewoordjes als “tjiens” (de Nederlander zegt t-j-) – allemaal getuigenissen van intensief taalcontact overigens. Bovendien neemt het aantal woorden met tj- en dj- af hoe meer je naar het noorden gaat: in Roeselare kennen ze minder van die woorden dan in Kortrijk. Er is dus wel degelijk een verdeling die duidelijk naar het zuiden wijst. Nogmaals bedankt voor je reactie.
Er zijn inderdaad talrijke tj-woorden in het Wvl.: tjafaffen, tjafelen, tjaffelen, tjakke, tjakkelen, tjakken, tjalen, tjalpen enz. enz., zie mijn Wvl. etymologisch woordenboek. Bovenstaand artikel over de herkomst uit het Picardisch is volslagen onzin. Dat zijn gewoon expressiva of intensiva.
Fijn dat het tot nog toe “Brabanders” zijn die antwoorden;-)
Zoals gezegd is het gebruik van opvallende fonetische verschijnselen uit buurtalen bij de vorming van klankexpressieve woorden een bekend fenomeen in andere talen – overal ter wereld eigenlijk. Jeroen heeft daar goede voorbeelden van (geen “volslagen onzin” dus). We houden je op de hoogte en geven je een seintje als het artikel is gepubliceerd. Hartelijke groet uit Denemarken.
Zou best kunnen. In Het einde van de standaardtaal
spreekt prof. Jaap van der Horst
ook over een taalcontiniuüm.
Er was geen sprake van scherp afgelijnde grenzen tussen de verschillende talen.
https://jessymaesen.blogspot.com/2010/03/het-einde-van-de-standaardtaal.html