Jiddisch, “mamelosjn” (= “moedertaal”)

Vandaag is het Dag van de Jiddische Taal. Justus van de Kamp, historicus and Jiddisch-specialist vertelt over de taal, hier in het Nederlands en hier in het Jiddisch. I dag er det Jiddisch Sprogdag. Steffen Krogh schrijft over de taal in het Deens.

Van binnen eigen kring naar wereldtaal, en opnieuw binnen eigen kring: een paar opmerkingen

Historisch

In en na de Romeinse tijd  kwamen Joden vanuit het Midden-Oosten in kleine groepjes naar Oost-, Midden- en West-Europa. Ze vestigden zich vooral langs de Loire, Donau en Rijn, de belangrijke handelswegen. Ze leefden onder meer als handelaren en boeren. Wellicht spraken ze, vóór hun vestiging aan Rijn en Donau, Aramees en/of Romaanse dialecten. Ergens na het jaar duizend begon daar een eigen ontwikkeling van de Joodse taal die losser kwam te staan van de omringende Duitse tongvallen. Laten we hiervoor drie oorzaken noemen:

  • Joden leefden verspreid in kleine aantallen tussen de Christelijke bevolking. Ze moesten elkaar echter geregeld opzoeken om allerlei redenen: sommige gebeden vereisen een quorum; voor onderwijs, voor feestdagen, voor het vinden van een huwelijkspartner; voor begrafenissen had men een Joodse begraafplaats nodig; ook voor de broodwinning (m.n. handel) moest er gereisd worden. Dit in de Middeleeuwen waarin de gemiddelde niet-Jood een heel leven niet van zijn plek kwam en dus een zeer plaatselijk dialect sprak. Joden waren de eersten die een boven-dialectische taal spraken (als we het internationale Latijn buiten beschouwing laten).
  • Bedenk dat zelfs Karel de Grote niet kon schrijven! De christelijke bevolking wist niet van lezen en schrijven, de clericale elite uitgezonderd. Intussen hadden de Joden het instituut van het cheider ontwikkeld: jongetjes moesten met 3-4 jaar beginnen met het stampen van de eerste vijf bijbelboeken, in de oorspronkelijke Hebreeuwse versie. Woord voor woord werd het gelezen en woord voor woord vertaald: Bereisjes/In den beginne – boro/schiep…… Ergens tussen 7 en 11 jaar oud begon men met de Talmoed (Hebreeuws en Aramees) en daarmee met het leren redeneren en dicussiëren. Weer: Hebreeuws en Aramees lezen, in het Jiddisch de uitleg. Meisjes kregen minder systematisch onderwijs, maar lezen en schrijven leerden ze meestal wel. En in welk schrift lazen en schreven ze dus? In het Joodse uiteraard. Dat wàs het enige schrift in een analfabete omgeving. Bovendien, dat vreemde, Latijnse schrift, dat waren de letters van de fanatieke jodenvervolgers, de paters en priesters met hun tonsuur-(kaalgeschoren) koppen. Daarom heet dat schrift in het Jiddisch: galches. Goloeach = kaalgeschoren. Gallech = christelijk priester. Een vijandig schrift, dus. Het eigen schrift heeft dan ook een enorme emotionele waarde gekregen, en de twee geleerde talen, Hebreeuws en Aramees, oefenden eeuwenlang een grote invloed uit op het Jiddisch, zijn structuur en denkwijze.
IMG 0413
Jiddisch op een gevel in Lviv/Lwów/Lemberg (Oekraïne, vroeger Polen, daarvoor: Oostenrijk)
  • De derde oorzaak kennen we allemaal: door toenemende discriminatie (verbod van allerlei beroepen, verbod op grondbezit, toewijzing van getto’s enz.), uitsluiting en vervolging werden Joden meer en meer geïsoleerd van de anderen en tenslotte (na de moordpartijen bij de kruistochten en de Zwarte Dood) moesten ze het vege lijf zien te redden, of naar het zuiden, over de Alpen naar Italië en zelfs Egypte, of naar Midden- en Oost-Europa, waar kolonisten verwelkomd werden door de heersers. Na de brandschatting daar van vele plaatsen door de Tataren waren hele gebieden ontvolkt en verarmd. Ondernemende immigranten konden de economie stimuleren en belastingcenten opleveren. In deze onderontwikkelde gebieden hielden de Joden een zekere afstand van hun buren met de ontwikkeling van hun eigen taal en cultuur. Er waren vooral zakelijke contacten met de Christelijke bevolking en daarmee een geleidelijke invloed van de (meestal Slavische) omgevingstaal, niet alleen in woordenschat, maar ook in zinsbouw, woordvorming en idioom.

 

Taaltechnisch

Wat zagen we tot nu toe: Jiddisch is een Germaanse taal, een zusje van het Hoogduits, Nederlands, Deens. Een woordenschat van Germaanse, Semitische (Asjkenazisch Hebreeuws en Aramees), Slavische en ook een klein deel Romaanse oorsprong.

Hier een bijzin als voorbeeld:

 אַז דער זײדעניו האָט די קינדערלעך תּמיד געבענטשט

az der zeejdenjoe hot di kinderlech tomed gebentsjt

… dat opaatje de kindertjes altijd zegende.

Geel vlak: Germaans: az der [] hot di kinderlech [] ge[]

Rood: Slavisch: zeejde + koos-suffix njoe

Blauw: Semitisch: (Hebreeuws) tomed

Groen: Romaans: bensjen (< benedicere)

 

Joden hebben trouwens een drieduizend jaar oude traditie van eigen meertaligheid en spelen met verschillende, soms nauw verwante, talen. Dat begint al met het bijbelverhaal van Abram die uit “Ur der Chaldeeën (= Aramees sprekers)” trekt naar het (proto-Hebreeuwse) Kanaän. Die meertaligheid geeft de mogelijkheid met (taalniveau van) woorden te spelen in poëzie en andere ernstige en vrolijke woordspelletjes. De Talmoed is daar goed in. Ook het Jiddisch heeft voor één begrip vaak vele woorden, het ene letterlijk (“eejzl”: het beest), het andere overdrachtelijk (“chammer”: sufferd), of een combinatie (“chammer-eejzl”: een geilaard, een rokkenjager). Zo meldde Izaak Basjevis Singer in zijn dankrede voor de Nobelprijs in Stockholm dat het Jiddisch weinig termen heeft voor technische zaken, maar tientallen voor: “gek”, en minstens zo veel voor “armoedzaaier”. Wat die taalniveaus betreft kun je ook kijken naar het zo centrale begrip “God”. Daarvoor heeft het Jiddisch talloze aanduidingen. Vaak zijn de meer abstracte uit het Semitisch taal-element (Eejl, Elohim), de neutrale uit het Germaanse (Got, der Eejbersjter) en de intieme uit het Slavische (Bozje-moj) of Germaans met Slavisch suffix (Gottenjoe: zoiets als Mijn-Lieve-Heertje).

Technisch is nog aardig om te zien hoe enorm soepel het Jiddisch zich ontwikkelt en aanpast. Twee voorbeelden:

  • Jiddisch neemt met groot gemak vreemde woorden op en verjiddischt ze. In dat opzicht doet het sterk denken aan het Engels.
  • Met de Semitische en Slavische talen heeft het Jiddisch gemeen dat een spreker of schrijver volgens vaste regels ter plekke nieuwe woorden kan bouwen. De luisteraar of lezer kent ze niet maar begrijpt ze onmiddellijk. Dit geldt onder andere voor de op Slavische leest gestoelde werkwoordvorming met aspectsysteem, dat b.v. aangeeft of een handeling plots begint, langdurig is, een beetje gebeurt of een enkele keer. Hiermee kan een enorme emotionele subtiliteit uitgedrukt worden. Een samengesteld werkwoord kan opgebouwd zijn uit puur Germaanse elementen, zonder dat een Duitstalige begrijpt wat er bedoeld wordt: pas na letterlijke vertaling in het Pools wordt de bedoeling duidelijk.

 

Sociologisch

Asjkenazische Joden (de Joden van Midden- en Oost-Europa) gebruikten intern duizend jaar lang drie talen: Aramees (het grootste deel van de Talmoed, sommige gebeden en andere boeken) voor de zeer geleerden, Asjkenazisch Hebreeuws voor de geleerden, voor de meeste gebeden, voor (internationale) brieven en Jiddisch voor uitleg van Bijbel en Talmoed, voor vrouwengebeden, onderlinge gesprekken, het intieme gesprek met God. Naar buiten was er de (meestal Slavische) taal voor het vooral zakelijke contact met niet-Joden. Geen van de drie Joodse talen werd gezien als “min”. Dat ontwikkelde zich pas na de Verlichting, na Mozes Mendelssohn in Duitsland en de Haskala (Joodse Verlichting) in Oost-Europa. Toen begon het minzame neerkijken op Jiddisch vanuit het Hoogduits (dat dezelfde rol speelde als het Engels nu) en andere assimilatietalen. Later werd dat neerkijken scherper en bitterder, vooral vanuit de zionistische beweging, en later in Israël. Die felheid valt te begrijpen uit de angst voor de kracht van de massale volkstaal Jiddisch: zowel in het jonge Israël als in de late Tsarentijd werden Jiddische kranten en theater verboden.

51enJ95vERL. AC
Jehoeda Pen (1854-1937, leraar van Marc Chagall) ”de klokkemaker”een man leest een krant (de Haint, een van de grootste Jiddische dagbladen) in het Jiddisch

Eind 19e eeuw kwamen immers verschillende nationale en sociale bewegingen op die het Jiddisch eerst aarzelend en later enthousiaster gebruikten als ‘echte taal van het volk’. Nadat de 19e-eeuwse productie van keukenmeidenromans meid en man aan het lezen had gebracht, barstte er een ware stortvloed los van geschriften, van gedichten tot politiek en kritiek, proza en memoires. Kranten in oplagen van honderdduizenden, literaire en propagandistische periodieken. Theaters en (politieke) volksbibliotheken. De leeshonger bleek niet te stillen. En dat bij een ontstellende armoe. Maar die taal van elf of twaalf miljoen werd vermoord met zijn sprekers. Het overgrote deel van de slachtoffers van de sjoa bestond uit Jiddisch-sprekers.

49OenzerBrik3
“Oenzer brik”: gestencild blaadje voor “Displaced persons” (kampoverlevenden) in Nederland, 1949

Na 1945 volgden de vervolgingen van Jiddische schrijvers en cultuurdragers door een paranoïde Stalin. In Israël kreeg Jiddisch een koude ontvangst. In Amerika ging de assimilatie in rap tempo voort. Voor de zoveelste keer werd de ondergang van de “vrouwentaal” Jiddisch voorspeld. Maar: wie niet in wonderen gelooft is geen realist. Sinds het nieuwe millennium groeit de taal weer. Er zit leven in twee verschillende groepen. Van de ene kant is er een grote groep jongeren die zich aangetrokken voelt door het alternatieve, speelse element en de extreme idiomatische rijkdom van de taal waarin ze hun creativiteit kwijt kunnen met het maken van nieuwe woorden als שלעפּטאָפּ “sjleptop” (laptop), קעשעפֿאָן “kesjefon” (mobieltje), שמעקל-דעקער  “sjmekl-dekker” (kapotje), פּאַװע-פּינטל  “pawe-pintl” (powerpoint, lett.: pauwe-puntje) enz. Maar van de andere kant is er de snel groeiende groep charedische (streng gelovige), vaak chassidische Joden die de taal aan hun kinderen en kleinkinderen doorgeven.

Yiddishsign
”Gebruik a.u.b. tijdelijk de andere stoep”: New York

Ik sprak vorige week een 26-jarige jongeman, een accountant uit New York wiens eerste taal Jiddisch was en pas zijn tweede Engels! Een Satmar-chassied die op weg naar Oeman een tussenstop maakte in Amsterdam. Waarom spreken deze mensen Jiddisch onder elkaar? Omdat dat een duidelijke scheiding maakt tussen de vrome (“heimisje”: “thuizige” of “onzige”) en de andere Joden, die immers Engels of Modern Hebreeuws praten. En net deze chassieden nemen het Bijbelse gebod: “gaat en vermenigvuldigt u” uiterst serieus: zij hebben gewoonlijk een fikse kinderschare.

NYoenterban
In 2004 begonnen zeven New-Yorkse metrostations met het geven van Jiddisch als een van de talen waarin je kaartjes kunt kopen.

Ja, in de jaren negentig stopte het laatste Jiddische dagblad, Unzer Wort in Parijs. Wie zou toen gedacht hebben dat je nu in New York kunt kiezen uit tientallen verschillende (papieren) tijdschriften, waaronder redelijk wat literaire, en kranten, in “Mame-losjn”, Jiddisch?

Unknown 40

Justus van de Kamp (1954) is een Nederlands historicus en Jiddisch-specialist. Hij heeft o.m. een lexicon samengesteld van Joodse woorden in het Nederlands (Koosjer Nederlands, Amsterdam 2006) en werkt sinds de jaren tachtig aan een zeer omvangrijk Jiddisch-Nederlands woordenboek (JNW), het grootste Jiddische woordenboek ter wereld. Gratis beschikbaar op https://www.JiddischWoordenboek.nl

Zweden/Sverige/Sweden/Schweden:
VS/USA/:
Frankrijk/Frankrig/France
Polen/Poland/Polska:

Plaats een reactie