[een Deense versie kun U hier lezen; kan læses på dansk her]
Er zijn plekken op de wereld waar fundamenteel onderzoek wordt gedaan dat verleden en heden zo met elkaar verbindt. Een van die plekken is het Meertens Instituut in Amsterdam, dat sinds 1930 informatie verzamelt over en onderzoek doet naar de taal en cultuur van het Nederlandse taalgebied. Dat is niet alleen Nederland en het Nederlandstalige deel van België (Vlaanderen), maar ook elders in de wereld (Suriname en een aantal Caribische eilanden). De bloemlezing Het dialectendoeboek. De jaar schatkamer van 90 jaar Meertens Instituut verscheen vorig jaar en viert het jubileum. De individuele bijdragen geven de lezer daadwerkelijk toegang tot een ware schatkamer door veel concrete voorbeelden te geven van hoe de uitgebreide collecties van het instituut, zowel vroeger als nu, kunnen worden gebruikt om verschillende soorten onderzoeksvragen te beantwoorden.
In een niet-Nederlandse context is de taal van het boek natuurlijk wel een beetje uitdagend (NB: ik ben geboren en getogen in Nederland, maar woon en werk in Denemarken). Het boek biedt (onder andere) een overzicht van interessante, taalkundig relevante en niche-georiënteerde (en vaak ook totaal nerdy) werken. De collecties van het Meertens Instituut bestrijken talen in een relatief klein gebied van de wereld. Ongeveer 23 miljoen mensen spreken Nederlands. Er is een opvallende taaldiversiteit, waaronder Nederlands, Fries en Nedersaksisch. Daarnaast zijn er ook verschillende taalnormen in het Nederlandse taalgebied. Verschillende van de regionale talen hebben ook een officiële status (lees: financiële steun van de staat) als ‘regionale talen’ of ‘streektalen’.
Het feit dat het boek toegang geeft tot een zee aan online databases met veel taalkundige informatie kan, met een beetje begeleiding, voordelen opleveren voor geïnteresseerden in taal, ongeacht hun theoretische invalshoek en ongeacht hun taalkundige achtergrond. Het aanbod aan online materiaal is in ieder geval zowel indrukwekkend als inspirerend. Mijn ‘recensie’ van het boek bestaat dan ook eerder uit enkele voorbeelden uit het 90-jarige verzamelwerk en onderzoek van het Meertens Instituut, die ik vervolgens (nederig) zal vergelijken Voorbeelden uit dialectverzameling en -onderzoek in Denemarken.
Het Meertens Instituut is opgericht in een tijd dat het verzamelen van dialecten in Europa al in volle gang was. In de taalkunde noemen we de periode één-voet-in-het-graf dialectologie, omdat de standaardtalen in opkomst waren, dus er moest ‘nu’ actie worden ondernomen om de dialecten überhaupt te kunnen verzamelen en onderzoeken. Zo werd Pieter Jacobus Meertens (1899-1985) in 1930 leider van een door de toenmalige regering gesteunde dialectcommissie. Daarnaast werd hij hoofd van het Centraal Bureau voor de Nederlandsche en Friese dialecten, onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Meertens zou toezicht houden op de dialectcollectie in Nederland en Vlaanderen, en hij besteedde de eerste bescheiden fondsen aan de voorbereiding en verzending van de eerste vragenlijsten (zie hieronder), evenals aan een bureau voor zichzelf. Hij had een ongemeubileerde zolderkamer gekregen in Het Trippenhuis, een statig pand uit de 17de eeuw, midden in Amsterdam. Het Meertens Instituut bestond op den duur uit de afdelingen dialectologie, folklore en naamkunde; de databanken zijn dus ook qua wetenschappelijk gebied omvangrijk.
In Denemarken werd in 1909 het Comité voor Volkstalen (Udvalg for Folkemål) opgericht door onder meer dialectonderzoeker en leraar op de volkshogeschool in Askov Marius Kristensen (1869-1941). Hij staat erom bekend dat hij samen met leraar Valdemar Bennike (1849-1923) Kaarten van de Deense dialecten 1898-1912 (Kort over de danske Folkemål) heeft gepubliceerd. In Århus begon Peter Skautrup (1896-1982) in 1932 met de dialectcollectie in Jutland; Skautrup was de eerste professor in de Deense taal aan het nieuw opgerichte Universitair Onderwijs in Jutland (1928), tegenwoordig de Universiteit van Aarhus. Hij had eind jaren twintig een proefschrift geschreven over het dialect (van zijn moeder!) in het dorpje Tvis nabij Holstebro, West-Jutland. Hij was van 1924 tot 1928 redacteur van het Woordenboek van de Deense taal (Ordbog over det danske Sprog), en slaagde erin om bijna 500 bladzijden (978 kolommen) te redigeren. Het beeld van kleine, snelgroeiende gemeenschappen die met hart en ziel aan het inzamelingswerk hebben meegewerkt, is duidelijk.
Citizen science
Ongeveer één vijfde van de 37 heerlijk korte, overzichtelijke bijdragen van het boek maakt gebruik van de gedigitaliseerde verzameling vragenlijsten (vragenlijstenbank: https://vragenlijstenbank.meertens.knaw.nl/ui/), die het Meertens Instituut tussen 1931 en 2005 verzamelde. De verzameling vragenlijsten bestaat uit 227 vragenlijsten met in totaal 15.638 vragen die de variatie in relatie tot taal en cultuur in het Nederlandse taalgebied kunnen belichten. Het vormt dus een van de vroegste voorbeelden van citizen science, d.w.z. de verzamelmethode, waarbij taalgebruikers vrijwillig (lees: onbetaald) bijdragen aan de wetenschap. Oorspronkelijk werden de antwoorden op de vragenlijst gebruikt voor taalatlassen, bijvoorbeeld de Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland, die op ca. 4.000 vragen is gebaseerd. Een aantal van de vragenlijsten heeft dan ook de basis gevormd voor de dialectgeografische kaarten van de collectie, die de eerste vele, vele jaren met de hand werden getekend (kaartenbank: https://www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/bank/kaarten). Soortgelijke taalatlassen verschenen in Europa en de VS, bijv. Jules Gilliérons Atlas linguistique de la France(1902-1910), de Sprachatlas des Deutsches Reichs, door Georg Wenker in 1876 opgericht. Er wordt nog steeds gewerkt aan taalatlassen over de hele wereld, waaronder die van UNESCO, Atlas of the World’s Languages in Danger, waarin onder andere Sami in Finland, Zweden en Noorwegen vermeld wordt.
In Denemarken stelde Marius Kristensen een vragenlijst op (Ordlisten genaamd) in de eerste jaren van het bestaan van Comité voor de Volkstaal. Het moest dienen als een praktisch hulpmiddel voor degenen die rondreisden om dialecten op te tekenen. In 1925 volgde onder meer de Grote Vragenlijst (Den store spørgeliste (DSS)), die naar onderwerp was gestructureerd, bijvoorbeeld met onderwerpen als Wonen (d.w.z. gebouwen e.d.), Werk, Festiviteiten e.d. In het Peter Skautrup Center in Aarhus hebben we ca. 150 vragenlijsten met elk ca. 30 vragen. De lijsten zijn in de periode 1949-2014 verstuurd en het Instituut heeft in die jaren lijsten ontvangen van tussen de 300 en 1.000 respondenten. De eerste vragenlijsten werden aangekondigd in de kranten en de vragen gingen onder meer over de verschillende onderdelen van de molen; daarna lopen de vragen zeer uiteen. Ondertussen is de verzameling vragenlijsten gedigitaliseerd in Århus (hoewel nog niet openbaar beschikbaar), terwijl het Centrum voor Dialectonderzoek in Kopenhagen al een groot aantal bronnen online beschikbaar heeft gesteld: https://nors.ku.dk/forskning/samlinger/ dialektoptegnelser/. De inzameling van vragenlijsten in Kopenhagen en Aarhus is vanaf het begin verzonden met het oog op het verkrijgen van informatie voor respectievelijk het Ømålsordbogen (Woordenboek van de dialecten van de eilanden), die de dialecten van Zeeland, Lolland-Falster, Funen en omliggende eilanden beschrijft, en het Jysk Ordbog, dat de dialecten van Jutland dekt.
Over het algemeen worden vragen gesteld over de speciale uitspraak, verbuigingen, zinsconstructies en woordenschat van de dialecten. In het Dialectendoeboek staan daar dan ook een aantal concrete voorbeelden van. Dit geldt bijvoorbeeld voor beschrijvingen van een aantal verschillende dialectkaarten die geografische taalverschillen in geselecteerde gebieden visualiseren (zie bovenstaande link). De database met dialectkaarten van het Meertens Instituut bevat bijna 30.000 gescande, met de hand getekende kaarten, evenals kaarten die zijn gemaakt voor andere projecten op het gebied van dialectgeografie. De kaarten zijn doorzoekbaar met behulp van een index en kunnen eenvoudig worden gedownload. De dialectoloog Jan Stroop vertelt hoe hij in het verleden voorzichtig de kleine symbolen op de kaart van patat/friet(en) heeft gezet en ingevoegd. Met andere woorden, wat in Denemarken ‘pomme(s) frite(s)’ wordt genoemd, en dat het nationale gerecht is, so wie so in België (moules frites, mmm!). In het noordelijke deel van het taalgebied gebruiken ze patat (spreek uit als petat), terwijl ze ten zuiden van de grote rivieren (Rijn, Maas) friet(en)zeggen (met of zonder meervoudsuitgang, maar gezien als meervoud). Hier en daar zeggen ze zelfs patat friet, zo hoeft je niet te twijfelen, toch? In België mag de aardappel zelfs friet(en) genoemd worden. In mijn familie zeggen we afwisselend patat en friet(en), desnoods patat frietes. Mijn ouders zijn geboren en getogen in Rotterdam, patat-gebied, en ze verhuisden naar (en kregen twee dochters in) Bergen op Zoom, vlak bij de Belgische grens, friet(en)-gebied, waarna het gezin (inmiddels met jongere broer) verhuisde naar de buurt van Amsterdam, weer een patat-gebied. In Deense context is ‘pomme(s) frite(s)’ immers een relatief nieuw gerecht dat bijvoorbeeld niet werd gebruikt in de oude boerengemeenschappen en daarom niet in de collecties van het woordenboek van Jutlandse dialecten is opgenomen. Maar de naam potet voor de aardappel is in ieder geval bekend in de Jutlands: Dialectondererzoeker Feilberg noteert rond 1900 de vorm [patatər] in Fredericia, dus er is wel een bescheiden verbinding (het woord komt van het Spaanse patata).
Tegenwoordig worden de handgeschreven vragenlijstantwoorden vervangen door digitale formaten die via het Meertens-panel worden verzameld. In tegenstelling tot de oude handgeschreven antwoorden zijn de antwoorden echter nog niet doorzoekbaar gemaakt. Andere onderzoeken vinden plaats via Facebook en dergelijke, bijvoorbeeld het bestuderen van hoe men een hark in het taalgebied noemt. Dat wordt gebruikt als informatie voor het Woordenboek van de Brabantse Dialecten van Swanenberg. We kennen vergelijkbare collecties die van citizen science gebruikmaken: Het Deense taal- en letterkundegezelschap (Det Danske Sprog- og Litteraturselskab) en de Deense taalunie (Dansk Sprognævn) heeft SPORDHUND (oftewel spoordhond, dat het Deense ord indhoud, oftwel ‘woord’)), maar men gebruikt ook de vragenlijstencollecties voor de Deense dialectwoordenboeken.
Een andere van de vele databases van het Meertens Instituut biedt de mogelijkheid tot syntactische studies (DynaSand), waar je bijvoorbeeld naar specifieke dialectsyntactische variabelen kunt zoeken. Zo komt het klitische subjekt bijvoorbeeld alleen voor in België, waar het antwoord op “Wil je een kop koffie?” vaak “Jaa-k” luidt. Hier wordt het voornaamwoord ik ‘ik’ vastgeplakt aan het antwoord ja. In Jutland kennen we o.a. enklise, d.w.z. verzwakking van de typisch onbeklemtoonde voornaamwoorden ‘det’ (het, ‘t)’ en ‘den’ (de), verkort tot [ə(d)] of [ən]), bijv. ‘der går den’, [dæɐ̯ ˈgɒʔən] ‘daar gaat hij, daar gaat-ie’, ‘de gør det ikke for sjov’ [di gɶɐ̯ʔəd ˈegʔ fʌ ˈɕɒwʔ] ‘ze doen het niet het voor de lol’. In een Scandinavische context is er onder meer de database ScanDiaSyn, die vergelijkbare zoekopties biedt, maar er zijn veel meer databases om de syntaxis alom te onderzoeken.
Bijzondere taalgebieden
Het Dialectendoeboek bevat ook enkele zeer goede en duidelijke en eveneens beknopte (gemiddeld 3-4 pagina’s) beschrijvingen van het Fries. Het Fries is de officieel erkende taal in Friesland, dus naast het Nederlands. Wilbert Heeringa en Hans Van de Velde (beiden o.a. verbonden aan de Fryske Akademy) beschrijven aan de hand van materiaal in onder meer Reeks Nederlandse Dialectatlassen (RND) hoe het Nederlands en het Fries zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld, maar de talen hebben elkaar ook beïnvloed (en dat heeft geleid tot Fries-Nederlandse contactvariëteiten). Zij hebben onder meer metingen gedaan aan de hand van 58 woorden op 39 verschillende plaatsen in Provinsje Fryslân, waarbij ze de taalkundige afstanden tussen het Standaardnederlands en de variëteiten uit de 39 verschillende plaatsen hebben gemeten. Zo is de uitspraak van het woord melk in de dorpen Anjum en Midsland op drie plaatsen anders, het aantal zogenaamde klankparen is zes; die wordt gemeten met behulp van de Levenshtein-afstand:
Taalhistoricus Peter Alexander Kerkhof beschrijft dat een groot deel van het allermeest westelijke kustgebied in de provincies Noord- en Zuid-Holland eigenlijk tweetalig was, Nederlands en Fries. Zo komt het woord ‘ladder’ van het Friese hladdra, dat in de Middeleeuwen langs de Nederlandse kust werd gebruikt. Het Oudfries stemt overeen met het Oudengelse hlæd(d), en in Zuidelijk Jutland werd trouwens leder gebruikt, dat op het Middelnederduitse leder teruggaat. Dialectgrenzen over de landsgrenzen heen!
Dialectometrische analyses worden ook gebruikt om de geografische variatie in het Nederlandse taalgebied te beschrijven. Hier wordt duidelijk dat de grenzen tussen de individuele dialecten en/of talen (natuurlijk) niet vlijmscherp zijn, d.w.z. er zijn geleidelijke verschillen tussen de gebieden. Iets soortgelijks is beschreven in het Deenstalige artikel van Kristoffer Friis Bøegh over de grens van de bepaalde lidwoorden in Jutland in het recente nummer van Ord & Sag: https://jysk.au.dk/publikationer/ordsag. Wel wordt duidelijk dat naast Fries in het noordwesten (paars op onderstaande kaart) richting het noordoosten Nedersaksisch wordt gesproken (roze/rood op onderstaande kaart). Kwantitatieve analyses mogen (uiteraard) niet op zichzelf staan, want op het eerste gezicht lijken de taalkundige verschillen tussen de regionale talen van Nederland en Vlaanderen veel groter dan ze in werkelijkheid zijn; dit is echter te wijten aan verschillende transcriptiepraktijken ten noorden en ten zuiden van de staatsgrens.
Jacques van Keymeulen, onder meer bekend als redacteur van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten, beschrijft de databases van het Meertens Instituut in relatie tot hoe volledig de informatie over de dialecten in Nederlandstalig België eigenlijk is. Hij vermeldt onder andere dat van de 23 databanken van het Meertens Instituut er slechts acht informatie bevatten over de Zuid-Nederlandse dialecten uit Vlaanderen.
Elke individuele bijdrage aan het boek is een kleine studie op zichzelf, en ik zou eindeloos over de vele onderzoeken naar taalvariatie en taalverandering in het Nederlandse taalgebied kunnen doorgaan. Ze hebben mij ruim stof tot nadenken gegeven over hoeveel (of weinig) ik eigenlijk weet over mijn moedertaal. Ik hoop in ieder geval dat deze blog over het Dialectendoeboek inspiratie biedt om de uitgebreide digitale bronnen te verkennen die zowel in Nederland als in België en in Denemarken gratis beschikbaar zijn.
Het boek
Oostendorp, Marc van & Wolff, Simone. (redactie). 2022. Het dialectendoeboek. De schatkamer van 90 jaar Meertens Instituut. Gorredijk: Sterck & De Vreese. 185 pagina’s, rijk geïllustreerd en met QR-codes voor de instituutsdatabases en ander relevant materiaal.
https://noordboek.nl/boek/het-dialectendoeboek/
Als U meer wilt lezen
Alem, A. van. 2022. ‘Ja’ en ‘nee’ zeggen in het dialect. Het dialectendoeboek, 15-18.
Feilberg, H.F. 1894-1904. Bidrag til en ordbog over jyske almuesmål. Bd. 2: I-P. København: Universitets-Jubilæets Danske Samfund.
Bøegh, K.F. 2022. Om dialektcykelturen i 1940 og udforskningen af artikelgrænsen mellem øst- og vestjysk. Ord & Sag 42, 31-44.
Gudiksen, A. & Hovmark, H. 2009. Måske husker De noget andre har glemt. A. Gudiksen, H. Hovmark, P. Quist, J. Scheuer & I.S. Sletten (red.) Dialektforskning i 100 år. København: Afdeling for Dialektforskning, Nordisk Forskningsinstitut, Københavns Universitet, 13-64.
Hansen, I.S. 2011. Livslange indsatser – om arbejdet hen imod Jysk Ordbog. T. Arboe & I.S. Hansen (red.) Jysk, ømål, rigsdansk mv. Studier i dansk sprog med sideblik til nordisk og tysk. Festskrift til Viggo Sørensen og Ove Rasmussen udgivet på Viggo Sørensens 70-års dag den 25. februar 2011. Århus: Peter Skautrup Centret for Jysk Dialektforskning, Nordisk Institut, Aarhus Universitet, 299-316.
Heeringa, W. & Velde, H. Van de. 2022. Taal- en dialectverhoudingen in Fryslân. Het dialectendoeboek, 69-74.
Jansen, M. 2022. Wil je nog koffie? Ja-k! Het dialectendoeboek, 91-94.
Kerkhof, P.A. 2022. Hoe plaatsnamen laten zien waar in Holland Fries werd gesproken. Het dialectendoeboek, 95-99.
Keymeulen, J. van. 2022. Dialectologische databanken aan het Meertens Instituut. Het dialectendoeboek, 100-103.
Skautrup, P. 1927-1930. Et Hardsysselmål. Bd. 1-2. København: Th. Linds Efterfølger Lauritz Schmiegelow.
Stroop, J. 2022. De Vragenlijsten van ’t Dialectenbureau. Het dialectendoeboek, 147-151.
Swanenberg, J. 2022. Woorden voor een hark in de dialecten van Noord-Brabant. Burgerwetenschap via Facebook anno 2021. Het dialectendoeboek, 152-156.
Weiling, M. 2022. De prachtige patronen van dialectvariatie. Het dialectendoeboek, 178-181.
Ømålsordbogen. En sproglig-saglig ordbog over dialekterne på Sjælland, Lolland-Falster, Fyn og omliggende øer. Bd. I ff. København: Institut for Danskdialektforskning/Afdeling for Dialektforskning/ Center for Dialektforskning & C.A. Reitzels Forlag/Universitets-Jubilæets Danske Samfund & Syddansk Universitetsforlag.
Links
Bornholmsk Ordbog, Københavns Universitet:
https://bornholmskordbog.ku.dk/q.php?p=bo/om(22.02.2023).
Center for Dialektforskning, Københavns Universitet, dialektoptegnelser:
https://nors.ku.dk/forskning/samlinger/dialektoptegnelser/ (22.02.2023).
Fryske Akademy:
https://www.fryske-akademy.nl/en/?ADMCMD_editIcons=1 (22.02.2023).
Gilliéron, J. 1897 ff. Atlas linguistique de la France:
https://www.lexilogos.com/atlas_linguistique_france.htm (22.02.2023).
Jysk Ordbog:
http://www.jyskordbog.dk/jyskordbog/ordbog.html (22.02.2023).
KNAW = Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen:
https://www.knaw.nl/en(22.02.2023).
Meertens Instituut: https://meertens.knaw.nl/ (22.02.2023).
Meertens Instituuts verzamelingen:
https://meertens.knaw.nl/collecties/ (22.02.2023).
Meertens Instituuts jubilæums site, inkl. YouTube-klip, ook in het Engels:
https://meertens.knaw.nl/2020/04/03/90-jaar-meertens-instituut/ (22.02.2023).
Meertens panel: https://meertenspanel.meertens.knaw.nl/ (22.02.2023).
ODS = Ordbog over det danske Sprog: https://ordnet.dk/ods (22.02.2023).
Ord & Sag 42:
https://jysk.au.dk/fileadmin/www.jysk.au.dk/publikationer/centrets_publikationer/ord___sag_26_-/ordsag42.pdf (22.02.2023).
Woordenboek van de Vlaamse Dialecten:
https://www.e-wvd.be/lid/wvd/f?p=131:1:::::: (22.02.2023).
Reeks Nederlandse Dialectatlassen:
https://www.dialectzinnen.ugent.be/ (22.02.2023).
ScanDiaSyn = Scandinavian Dialect Syntax:
http://www.tekstlab.uio.no/nota/scandiasyn/(22.02.2023).
Sijs, N. van der (red.). 2011. Dialectatlas van het Nederlands. Amsterdam: Cartografie: Geografiek, 108:
https://www.meertens.knaw.nl/kaartenbank/bank/kaart_details/28356 (22.02.2023).
SPORDHUND: https://ordnet.dk/ddo (22.02.2023).
UNESCO: Atlas of the World’s Languages in Danger:
https://www.unesco.org/en/articles/unesco-launches-world-atlas-languages-celebrate-and-protect-linguistic-diversity (22.02.2023).
Wenker, G. 1876 ff. Sprachatlas des Deutsches Reichs: https://www.uni-marburg.de/de/fb09/dsa(22.02.2023).
Inger Schoonderbeek Hansen is Universitair Hoofddocent aan het Peter Skautrup Centret for Jysk Dialektforskning (Peter Skautrup Centrum voor onderzoek naar de dialekten van Jutland), Aarhus Universiteit, waar ze werkt als redacteur bij het Jutlands Woordenboek. Als onderzoeker is ze speciaal geïnteresseerd in het welzijn van de dialecten van Jutland. Daarnaast geeft ze les in alle taaldisciplines van het programma voor Scandinavische Talen aan de Universiteit van Aarhus, waaronder taalvariatie.