We lopen in het bos. Otto weet veel van de natuur. Vooral van bomen. Hij woont in Brummen in Gelderland. Daar zijn prachtige rivieren, beken en bossen en weiden. Er lopen weinig andere mensen in het bos. Af en toe zien we een paddenstoel. Otto vertelt naar aanleiding daarvan over Hannie Wijers, een lokale dame die veel weet van paddenstoelen. Ze rijdt rond op haar scootmobiel door de bossen. Ik had al iemand zien rondrijden over de bospaadjes in haar scootmobiel. Ik dacht nog, wat leuk, dat ze ondanks haar scootmobiel toch door het bos rijdt. Otto vertelt dat mevrouw Wijers speciale banden op haar scootmobiel heeft laten zetten om door het bos te kunnen snorren over de smalle paadjes. En ze heeft een extra zware batterij op haar scootmobiel gezet zodat ze aardig ver kan komen met haar elektrische wagentje. Zo heeft ze haar actieradius aanzienlijk vergroot. Ze heeft, vertelt Otto, in het bereik van haar scootmobiel, 2500 soorten paddenstoelen gedetermineerd en gefotografeerd, waaronder ook soorten die nooit eerder in Nederland geregistreerd waren.
Tien minuten later, verder in het bos, ontmoeten we haar toevallig. Inderdaad, met haar scootmobiel. We vertellen dat we net spraken over haar prestatie met de paddenstoelen. In alle bescheidenheid vertelt ze dat ze niet 2,500 soorten heeft gevonden in de directe omgeving van Brummen, maar 2,300. Ik verbaas me over de enorme hoeveelheid paddenstoelen die blijkbaar in Nederland voorkomt. Maar dan tweeduizend binnen een straal van dertig kilometer van Brummen. Later bleek uit een paddenstoelen boek dat er (wereldwijd?) 100,000 soorten bekend zijn.
Hannie vertelt ons over haar bewogen leven, en over de mycologie, de studie van paddenstoelen. Als taalkundige ben je natuurlijk nieuwsgierig naar de naamgeving. Hoe komen paddenstoelen aan hun namen? Otto, beter bekend als Otto Koedijk, is houtdraaier, maar ooit heeft hij Nederlands en Algemene Taalwetenschap gestudeerd. Hij vraagt naar de paddenstoelensoorten die zij ontdekt heeft en of die misschien naar haar vernoemd worden. Zij antwoordt dat dat niet het geval is. Nee, de wetenschappelijke namen worden internationaal vastgelegd, die zijn overal op de wereld hetzelfde. En de Nederlandse namen, die omschrijven de paddenstoelen. Die hebben vaak te maken met hun vorm en kleuren en eigenschappen of met de omgeving. Eekhorentjesbrood. Inktzwam. Die kennen de meeste mensen wel. Maar wat denk je van deze: Groene glibberzwam (bestaat echt, hoor!). Fraaie gifgordijnzwam. Blauwvoetkaalkopje. Dat verzin je niet hè. Of eigenlijk wel: iemand moet op die namen gekomen zijn. Latijnse namen worden door geleerden gegeven. Die namen kent ze ook. En ze correspondeert met de geleerden, ze wisselen informatie uit.
In het mandje vooraan haar scootmobiel heeft ze een paar paddenstoeltjes liggen om ze thuis te determineren. Soms is het verschil tussen soorten niet goed te zien. Dan moet je de sporen bekijken. Dan legt ze ze thuis neer, en dan hoopt ze dat ze sporen achtergelaten. Ja, deze was al beschadigd, dus die kon ze wel meenemen. Dan kon ze thuis uitzoeken wat het was. Dan kan ze de sporen bekijken onder de mikroskoop. Maar ja, soms vindt ze het eigenlijk helemaal niet leuk om met de mikroskoop te werken. Het liefst is ze in het bos. Vroeger had ze ook een hondje, een kleine, dus die kon mee op de scootmobiel. Die hond lag dan aan haar voeten. Ze hoefde maar haar camera te pakken, dan wist de hond het al, dan ging Raas kwispelen, hij kwam graag in het bos. Soms kon hij niet mee, dan moest hij thuisblijven, dan vertelde ze dat tegen hem, en daar had het hondje alle begrip voor. Maar als ze thuiskwam, nam ze hem mee voor een ritje. De hond wist ook dat ze dat zou doen. Soms voelde ze zich verdrietig, dan ging ze naar het bos, en als ze dan uren later thuiskwam, dan was ze weer helemaal blij. Dat is het effect van de natuur, hè. Daarom is ze zo graag in het bos.
Maar hoe gaat het dan met die naamgeving? De namen van paddenstoelen worden bepaald door de officiële instanties. Als zij een nieuwe soort vindt, ja, dan kan ze wel een voorstel doen voor de Nederlandse naam. Zo had ze een paddenstoel gevonden die leek op de Grijze Molenaar, maar het was er geen, het leek een andere soort, hij was lichter. Toen had ze voorgesteld dat hij wel de Witte Molenaar genoemd kon worden. Er is nog steeds geen besluit genomen, en men heeft nog niet bepaald of het een aparte soort is. Al een paar jaar geleden had ze een bijzondere paddenstoel opgestuurd voor determinatie. Dat doen ze ook met DNA, hè, maar nu is dat instituut al een hele tijd gesloten wegens corona. Dus ze weet nog steeds niet wat het is. Het duurt wel erg lang. Ze heeft al een keer gebeld. Maar Naturalis is nog gesloten. Nu zit ze maar te wachten.
De laatste tijd had ze niet veel paddenstoelen gevonden, er waren er niet zo veel. Ze had er wel een gevonden, maar het was een soort die onder naaldbomen zou groeien, en er stonden alleen loofbomen. Wat is het nou? Misschien was het een andere soort. Otto, die veel van bomen weet, voegde toe dat er misschien vroeger naaldbomen stonden, en dat ze op de resten daarvan groeiden. Ja, dat zou zeker ook kunnen. Maar misschien is het ook een andere soort. Nu was ze op zoek gegaan naar de stekelzwam, want er zou guttatie plaats kunnen vinden. Wij vragen wat dat is. Ze legt uit dat paddenstoelen soms te veel vocht hebben, en dat wordt in de vorm van druppels afgescheiden, en die druppels zijn rood bij deze soort. Ze had vandaag tot haar vreugde een stekelzwam gevonden met guttatiedruppels. Ik vraag, dus dan bloeden ze eigenlijk? Ja, da zou je kunnen zeggen. Daar lijkt het op. Misschien net als Mariabeeldjes die bloedtranen huilen – hoewel ze de zoon Gods gebaard heeft. Denk ik dan.
Nou, ik moet maar weer verder, misschien dat er verderop nog wat paddenstoelen te vinden zijn, zegt ze. En ze rijdt verder op haar scootmobiel. Hannie Wijers, een lokale held van wereldformaat.
Peter Bakker is taalkundige aan de Universiteit van Aarhus. Daarnaast heeft hij ooit een tekst geschreven met inkt van een inktzwam. Hij heeft de thriller “Blækhat” (inktzwam) van Sissel-Jo Gazan gelezen en mooi heeft hij het eten van een zelfgeplukte paddestoel overleefd waarvan hij niet wist wat het was, maar hij wist dat hij niet dodelijk giftig kon zijn.